Op bevel van mijn biechtvader zal ik beginnen met het opschrijven van wat er van dag tot dag tussen mij en Onze Heer gebeurt - 28 februari 1899. Ik beken in waarheid de grote weerzin die ik voel. De moeite die ik moet doen om mezelf te overwinnen is zodanig dat alleen de Heer de kwelling kent van mijn ziel. Maar o, heilige gehoorzaamheid, wat een sterke band ben jij! Jij alleen kan mij overwinnen, al mijn weerzin - bijna als onoverkomelijke bergen - overtreffen en mij binden aan de Wil van God en mijn biechtvader.
In haar Dagboek is 28 februari 1899 de eerste datum die Luisa Piccarreta noteert. Deze verjaardag wordt elk jaar gevierd als de Dag van Gehoorzaamheid. Luisa begint te schrijven in gehoorzaamheid aan haar biechtvader die voor haar de Kerk vertegenwoordigt. Ze leeft in gehoorzaamheid, zelfs als het haar veel moeite, lijden en vervolging kost. Toch is ze in staat om verder te gaan als een vrouw van geloof die op de Heer vertrouwt.
De zojuist voorgelezen lezingen van deze tweede zondag van de Vasten, geven ons precies in deze richting stof tot nadenken.
Het is belangrijk te beginnen bij één overweging: de top van een berg verschijnt vanop een afstand voor het oog van de toeschouwer als het punt waar hemel en aarde elkaar raken, het punt waar God de mens ontmoet. Daarom vertegenwoordigt de berg in de symbolische taal van de Bijbel, de plaats van Gods openbaring bij uitstek. Het beklimmen van de berg staat dus gelijk aan het ervaren van God. God manifesteert Zichzelf en laat ons over Hem leren wat we ons niet kunnen inbeelden of met enige inspanning van onze rede niet kunnen verzinnen.
De woordliturgie van vandaag biedt ons twee verhalen die nu precies op een berg plaatsvinden. In de eerste lezing, ontleend aan het boek Genesis, spreekt de heilige auteur ons over Abraham die in geloof Gods Wil aanvaardt, zelfs wanneer dit op een donker moment in zijn leven in strijd lijkt te zijn met zijn vreugde en hoop. God lijkt wel kwaad te zijn op Abraham wanneer Hij om het offer vraagt van zijn enige zoon, Isaak. Aan het slot bewijst het verhaal dat dit nu net niet het geval is. Inderdaad, het menselijke offer wordt voorkomen door de engel van de Heer. Voor Abraham betekent het beklimmen van de berg afstand doen van de zekerheid van zijn menselijk vaderschap om alleen op het woord van God te vertrouwen en Isaak te ontvangen als de beloofde zoon, niet enkel als de zoon van zijn vlees. Ware zekerheid is in God, in Zijn woord en Zijn Goddelijke Wil. Op deze manier wordt Abraham de vader van een immens volk!
Het Evangelie van Marcus vertelt ons over een tweede grote openbaring, ook hier op een hoge berg waar Jezus voor Petrus, Jakobus en Johannes van gedaante verandert. De drie discipelen ervaren Jezus in Zijn glorie en godheid. Zelfs zonder te weten wat te zeggen, omdat hij bang is, spreekt Petrus zich uit en vraagt hij om drie tenten te mogen bouwen - een voor Jezus, een voor Mozes en een voor Elia die verschijnen terwijl ze met Jezus praten. Het lijkt erop dat Petrus in de vrede van Gods heerlijkheid wil blijven, om al van een vroege Pasen te genieten door de Vastentijd van het leven, waarin men ook de duisternis, het lijden en de stilte van God ervaart, te weigeren.
Uit de wolk die hen overschaduwt horen zij de stem van God: "Dit is Mijn Zoon, de Welbeminde, luister naar Hem". Voor Petrus, Jakobus en Johannes, en ook voor ons allen, betekent luisteren naar Jezus afdalen van de berg, onze weg met Hem delen en leven in de vallei. Ik denk te kunnen zeggen dat leven in de Goddelijke Wil nu juist te wandelen is in deze richting: om in de schaduw van Gods aanwezigheid de intimiteit met de Heer Jezus binnen te gaan, Jezus toe te laten ons te vergezellen en met Hem ons leven te leven in elk aspect. Het gaat er dus niet om de Goddelijke Wil te doen in de betekenis van een puur materieel uitvoeren, als dienaren, maar om als kinderen in Hem te leven en ons te laten omarmen door de liefde van God.
Laten wij ons daarom in ons dagelijks leven, in de situaties die we allemaal meemaken, zelfs in deze moeilijke tijd van de pandemie met de vele beperkingen en onzekerheden, met onze oude en nieuwe ellende, te midden van veel lijden en rouwen, geroepen voelen om getuige te zijn van het Evangelie, het goede nieuws, de liefde van God en voor God, en liefde voor de naaste. En laten wij vooral zorgen voor wie arm is, vreemd, zwak of ziek.
Mijn wens voor allen is: beleef een diepe en intieme vriendschap met de Heer Jezus in gehoorzaamheid aan de Goddelijke Wil en de Kerk, met het verlangen om samen te wandelen in gemeenschap, en met het concrete getuigenis van woorden en daden te beginnen opschrijven van wat er van dag tot dag tussen ons en Onze Heer gebeurt.